Atletiek clinic
Bij atletiek hebben we veel onderdelen. Wij hebben er 5 uitgekozen omdat wij denken dat het de leukste onderdelen zijn. Hieronder staan ze op een rijtje met een uitleg hoe je het onderdeel moet uitleggen en 2 spel vormen erbij.
Les 1: Kogelstoten & Verspringen
Uitleg kogelstoten
De kogel wordt op de vingers in de nek gelegd. De kogelstoter staat zijwaarts in de werprichting. Hij buigt een klein beetje naar achter of doet een kleine zijwaartse pas van de werp plek af, en stoot vervolgens in een strek en draaibeweging zover als hij kan.
Spel 1
De kinderen gaan in een hele cirkel staan. Kies 1 kind uit of ga zelf in het midden staan. Deze krijgt de bal en word de stoter. Ga op een paar meter afstand voor de andere kinderen staan. Alle kinderen houden hun handen op de rug. De stoter stoot de bal naar een kind in de cirkel. Als dit kind de bal vangt, stoot deze de bal terug. Als het kind de bal niet vangt is deze af. Ook als een kind na een fake stoot de handen van de rug haalt, is die af. Als een kind af is dan moet hij wachten tot het potje voorbij is of dat het kind de nieuwer stoter wordt.
Spel 2
De kinderen gaan in een rij staan naast elkaar. Elke kind gaat bij een pionnetje staan en zorg ervoor dat je tussen de pionnen veel ruimte tussen laat. Op jouw teken geef je aan dat de kinderen mogen gaan stoten en proberen ze dat zo ver mogelijk. Dat laat je ze een paar keer oefenen en geef je ze tussen door ook wat tips. Ze hebben nu een paar keer geoefend en doe je een wedstrijd wie er zo ver mogelijk de kogel kan stoten. Degene die dat het verst kan heeft gewonnen.
Plattegrond
Uitleg verspringen​
Het woord zegt het eigenlijk al het is de bedoeling om zo ver mogelijk te springen. Wat belangrijk is bij verspringen: dat het kind een goeie aanloop neemt, dat het kind zich afzet op de lijn of voor de lijn op de plek waar het kind terecht moet komen, op het moment dat het kind springt dat hij ze armen omhoog zwaait en als laatste het lichaamsdeel wat het verste naar achter is dat is de afstand wat het kind heeft gesprongen.
Spel 1
Zoek een mooie plek uit waar je met de kinderen kan gaan verspringen. Laat ze in een rijtje om de beurt springen en let hierbij op de uitleg van het verspringen. Als je meer ruimte hebt maak dan meerdere rijen zodat er meer tegelijk kunnen. Naar een paar keer oefenen ga je een wedstijd doen wie dat het verste kan. Iedere kind krijgt 2 pogingen en het verste poging telt.
Spel 2
Je zet voor de afzet plek zet je 5,6 of 7 hoepels of iets anders wat rond is neer. Een stukje voor de hoepels zet je de kinderen in een rij neer. Ze mogen 1 voor 1 gaan en de bedoeling is dat de kinderen bij de hoepels met telkens met 1 been in de hoepel komen. Als ze bij de laatste hoepel aankomen dan moeten zich afzetten om te landen op de plek waar ze terecht moeten komen. Laat ze dat een paar keer oefenen en daarna een wedstijd. Die gene die dit het best kan heeft gewonnen.
Les 2
Uitleg speerwerpen
Bij speerwerpen zijn best veel punten van belang om de speer zo goed mogelijk te werpen. Hieronder een rijtje met hoe je dit het beste kan doen.
-
Het lichaamsgewicht op het gebogen been.
-
Voeten wijzen in de werprichting.
-
De lichaamszijde is naar de werprichting gekeerd.
-
De werp arm is nagenoeg gestrekt naar achter.
-
De speerpunt bevindt zich op ooghoogte.
-
Je kijkt schuin omhoog, voorwaarts in de werprichting.
Laat het kind zelf bepalen met welke arm hij wil gaan gooien meestal is dat met de hand waarmee hij schrijft/tekent. Als een kind dit goed beheerst kan je het met een aanloop doen. Een worp is alleen gelding als de punt als eerst de grond raakt.
Spel 1
De kinderen gaan in een rij staan naast elkaar. Elke kind gaat bij een pionnetje staan en zorg ervoor dat je tussen de pionnen veel ruimte tussen laat. Op jouw teken geef je aan dat de kinderen mogen gaan speerwerpen en proberen ze dat zo ver mogelijk. Dat laat je ze een paar keer oefenen en geef je ze tussen door ook wat tips. Ze hebben nu een paar keer geoefend en doe je een wedstrijd wie er zo ver mogelijk de speer kan werpen. Degene die dat het verst kan heeft gewonnen.
Spel 2
Verdeel de kinderen in 2,3 of 4 groepen. Geef ieder groep een speer. Kinderen die niet aan de beurt zijn, staan op veilige afstand. Zet van pionnen lijnen neer en elke lijn steeds iets veder. Op signaal werpen de eerste kinderen van elke groep. Een worp voorbij de eerste lijn geeft 1 punt, over de tweede lijn 2 punten, enzovoort. Een worp telt alleen als deze geldig is (staat in de uitleg speerwerpen) anders krijgt de groep geen punten. Hierna halen de werpers de speren op en gaan de volgende klaarstaan. Tel de punten bij elkaar op en de groep met de meeste punten heeft gewonnen.
Plattegrond
Uitleg hordelopen
Bij hordelopen is het belangrijk dat het ritme van het rennen goed is. Wat hiermee bedoeld wordt is dat de kinderen op de juiste plek uitkomt voor de horde. Als je over een horde heen springt gaat eerst je voorste been er recht eroverheen en sluit je je achterste been er schuin overheen bij aan. Dit doe je bij iedere horde.
Spel 1
Zet een reeks horde achter elkaar neer. Zorg ervoor dat er 2,3 of 4 meter tussen de horde in zit. Zet voor de eerste horde een pion neer en op het einde een pion neer. Laat de kinderen eerst de hordes oefenen en daarna gaan we een wedstrijd doen. Het is een wedstrijd op tijd ze houden eerst de pion vast op jouw signaal mag hij gaan. Ze gaan eerst over de hordes heen en tikken de achterste pion aan. Op terug weg gaan ze slalommen tussen de hordes door en tikken ze de pion aan en dan stopt de tijd. Degene met de snelste tijd heeft gewonnen.
​
Spel 2
Zet 2 keer spel 1 neer naast elkaar en maak 2 groepen. We gaan wedstrijd doen tussen de 2 groepen. Ze gaan spel 1 doen en dan tegen elkaar tegelijk tijd. Het team wat als eerst het parcours heeft gedaan heeft gewonnen. Als variatie kan je nog doen dat ze niet op de terug weg slalommen gaan maar onder de hordes door gaan.
​
Les 3
Uitleg estafette
Bij estafette is het belangrijk dat de timing goed is om de stok of bal op het juiste moment door te geven aan de volgende. Bij het ontvangen van de bal of stok moet degene goed klaarstaan om de bal te vangen of krijgen.
Spel 1
Zet 2 dezelfde parcours naast elkaar uit. Maak 2 teams en dan gaan ze tegelijk tijd een wedstrijd doen. Ze gaan per team om de beurt het parcours afleggen terwijl ze het parcours doen nemen ze een bal of stok mee. De bal of stok houden ze het hele parcours bij zich. Als ze terug zijn bij de volgende mogen ze de bal of stok overgeven aan de volgende en moet die het parcours afleggen. Het team wat dit het snelste doet wint. Om variatie in te brengen kan je het parcours ook maken met onderdelen van de atletiek.
​
Spel 2
Maak 2,3 of 4 groepen. De groepjes staan in een rechte lijn tegenover elkaar op 1,2 of 3 meter tussen bij iedere kind. Het laatste kind staat met zijn gezicht naar de rij toe in zijn handen heeft hij een bal. Op teken start 't spel; het kind met bal gooit de bal naar de eerst toe. Als de bal gevangen word dan mag diegene de bal weer doorgooien naar de volgende. Bij de laatste moet de bal weer terug de andere kant op. Het groepje wat dit als eerst doet heeft gewonnen. Wanneer de bal niet gevangen wordt dan moet de bal terug naar het vorige kind en moet ze het opnieuw proberen. Als variatie kan je in plaats van een bal een tennisbal gebruiken of hoepel die je moet rollen naar de volgende.
Plattegrond
Les 4:
5 kamp
Bij de laatste les van de clinic Atletiek komen alle eerder gedane sporten terug in de vorm van een 5 kamp. Zorg dat je alle onderdelen in een circuitje uitzet. Verdeel de groep over alle 5 de onderdelen en start met de 5 kamp. Elk onderdeel wordt 5 a 10 minuten gedaan.
Het doel bij de onderdelen is om een zo hoog mogelijke score neer te zetten. Laat de kinderen dit ook bij houden op een formulier. Dit geeft extra motivatie om aan het einde te kijken wie welk onderdeel het beste heeft gedaan en uiteraard wie de 5 kamp overal het beste heeft gepresteerd.
Voorbeeld toernooischema
Ludios
Sport, Spel & Groei
Het platform voor een passend sport en spel aanbod